Op
een druilerige zaterdagavond, even voor sluitingstijd, klingelden de
belletjes bij de deur plots opgewonden. Dat kwam omdat de deur van
mijn zaak nogal bruusk werd opengeduwd door een drijfnat manspersoon.
Ik schrok een beetje, maar was zo beleefd om dit niet te laten
merken. Ziet u, mijn zaak is niet van het type waar je zomaar binnen
slentert, in de hoop het ideale accessoire aan te treffen aan een
spotprijsje. Het is ook niet een plaats waar je vijf verschillende
kledingstukken naar een pashokje sleept zodat je eindeloos kunt
twijfelen of broek zus of kleed zo al dan niet je billen op de juiste
manier accentueert. Het is, kortweg, een zaak waar de kleren de man
maken, omdat ik de kleren naar
de man maak.
Een handgemaakt pak accentueert niet alleen je lichaam, maar ook je
houding, je wandel, je blik, je hele wezen. Ik mag, met enige
bescheiden trots, stellen dat ik mensen help zich te vormen en
onderscheiden in een wereld die af en toe koud, onverschillig, en, zo
bleek thans, behoorlijk nat kan zijn.
"Nogal
een weertje, he?", stelde ik.
De
man had tot nu toe niet veel meer gedaan dan druipend in het portiek
staan. Hij kwam de winkelruimte binnen, richtte zich nu op
(kennelijk had hij de hele tijd gebukt gestaan) en kwam bijna tot aan
de lampen aan het plafond. Zelf ben ik niet van ondergeschikte
grootte, maar nu moest ik toch echt mijn hoofd tillen om de man te
kunnen aanschouwen. Ruim twee meter, bedacht ik me automatisch. (De
neiging om mensen met een blik op te meten heb ik nooit onderdrukt.
Louter professioneel, dat begrijpt u.) Niet alleen lang, maar ook
bijzonder mager. Het was die magerte die hem zo lang deed lijken,
bedacht ik me later. Bovenop dat mager sprieterig lijf stond een bos
dik, golvend haar dat de schouders, nek en borst van de man bedekte.
In drogere omstandigheden zag hij er vast uit als een soort van oude,
wijze leeuw. Nu had hij meer weg van een Afghaanse windhond die net
het kanaal van Dover had overgezwommen.
"Dakunjewelstelle",
bewoog het haar in het midden van zijn gezicht.
Zijn
stem klonk vreemd, diep en bijna hol. Hij sprak traag, alsof hij de
woorden zorgvuldig aan elkaar reeg met één van de vele haren die
rond zijn lippen groeiden. Zijn mond ging zowat volledig schuil
achter zijn warrige baard, die hij zorgvuldig met de achterkant van
zijn handen weghield bij zijn borst. Verder zei hij niets. Het enige
geluid in de zaak was het zacht plenzen van druppels die dof op het
tapijt lekten uit zijn doorweekte plunje. Ik schrok voor een tweede
keer, en slaagde er een stuk minder in dat onopmerkzaam te doen. Zijn
kleren! Ik werd zo in beslag genomen door zijn vreemde verschijning
dat zelfs mijn eigen dada even uit mijn bewustzijn werd geweerd.
Zijn kledij was op zijn zachtst gezegd verbijsterend. Een tot op de
draad versleten bruine jack (schapenwol, maar niet inheems).
Daaronder, net zichtbaar onder de kleffe baardboel, een kreukelig en
vergeeld hemd dat met nog een paar naden aan mekaar hing. Een groene
groezelige broek, die eens geruit bleek te zijn, maar waarvan de
opdruk zo vaag was geworden dat je al goed moest turen om een beeld
te krijgen van het oorspronkelijke patroon. Alleen zijn schoenen
(zwart imitatieleer, met spitse neus) leken nieuw, hoewel ze ook al
enige slijtage hadden ondervonden… Hij leek op een oude knoestige
kapstok waarop dit vreemde ensemble vluchtig gedrapeerd was. Alles
leek ook nét een maatje te klein te zijn voor zijn lichaam. Hij
puilde als het ware uit zijn kleren. De man speurde nu de zaak rond
en haalde zijn forse neus nogal vochtig op. Zelfs zijn ogen hadden
een hondachtige kwaliteit: blauwig grijs, met zware wallen, en
lichtjes uitpuilend. Zijn linkerhand streek een stukje snor (of was
het baard) weg uit zijn mond, en hij kuchte, terwijl hij leek te
bedenken wat hij nog zou willen toevoegen aan zijn repliek. Rond de
middel- en ringvinger van diezelfde hand droeg hij een nogal
flamboyant sierraad. Het leek op een metalen, klauwachtige ring. Ik
probeerde niet al te nieuwsgierig te kijken maar besloot dat een blik
van beleefde verbazing hier toch wel op plaats was. Dergelijk artikel
zag ik wel eens prijken aan de vingers van een jongmens dat wilt
opvallen of zich wenst te verzetten tegen de gevestigde waarden. Maar
de man, toch geen tiener meer (ik schatte hem vlot in de vijftig),
droeg het ding net zoals hij de rest van zijn outfit droeg. Het was
er simpelweg.
"Hrrmm",
klonk het bruusk schrapend uit de borstelige kluwen. "Dittis un
klere-winkel."
Ziet
u, onder normale omstandigheden had ik dergelijke opmerking direct
gediend met een vinnig geformuleerd antwoord, dat dit niet een
klere-winkel
is, maar een zaak die reeds jaren voortgaat op een vrijwel
onberispelijke reputatie op gebied van handgemaakte huzarenstukjes
die het woord "kledij" voorbijgaat. Maar de laatste klant
die ik bediende bleek naderhand een of andere beruchte
meesterinbreker te zijn en in deze branche is slechte mond-aan-mond
reclame een enkeltje richting bankroet. Laat ik het erop houden dat
ik stiekem verheugd was dat er iemand spontaan mijn winkel binnentrad
en ik verbande de sluimerende restjes achterdocht terug naar mijn
onderbewustzijn.
"Dat
heeft u goed gezien, ja.", wist ik uit te brengen. Ik stapte
naar voren en nam de man nu nog beter waar. Hij rook naar walnoten en
naar één of andere geurige tabak. Uit de borstzak van zijn
schapenwollen jack stak de bolling van een prachtige houten pijp. Op
de revers was een gele button bevestigd met de afbeelding van twee
stipjes en een halve cirkel: een abstractie van een lachend gezicht.
Vanaf zijn natte kruin kringelde verdampend water richting de luchter
aan het plafond.
"Zoekt
u iets specifieks?", vroeg ik op mijn behulpzaamst. De man dacht
blijkbaar na, want hij plukte weer aan het haar rond zijn mond met de
ijzeren constructie. Hij zette een kleine tekenmap naast zich neer
die hij kennelijk de hele tijd achter zijn baard had gehouden.
"Hhrrrmmmjah",
murmelde hij, en hij liet enkele vlassige haartjes achteloos op de
grond vallen, die blijkbaar tijdens het nadenken waren uitgetrokken.
"Iets drooog, denkuk."
Nadat
ik deze ietwat cryptische woorden had laten bezinken, toonde ik de
verschillende materialen waaruit hij kon kiezen. Na een hoop "hrrrms"
en een lang twijfelen tussen diepnacht blauw, ochtendzonnig geel en
schemerduisterend paars, streek hij uiteindelijk met zijn
klauwvinger over marsevlakrood. Zwierig pakte ik mijn trouwe
lintmeter van mijn schouders en ging aan de slag. Ik hielp hem uit
zijn gedrocht van schapenvel en hij spreidde zijn armen. Hij had
plots veel weg van een vale gier die net geland is.
"U
bent niet van in de buurt, neem ik aan?" (Armlengte:
één meter negenennegentig centimeter. Goeie genade.)
Keelgeschraap.
"Hrrrrrmmmmneuh.
Nifanhierr, inellukgeval. Maaaarek bennerrrwel meejbukend, jah."
"Aha!
Een toerist dus!" (Borstomtrek
: exact 85 centimeter.)
Snuif.
"Zoo
zoujet kunnestelle, jah."
"Nou,
u heeft een povere dag uitgezocht om vandaag een uitstap te
verrichten, heer! De weergoden zijn u niet goed gezind!" (Been
links twee centimeter langer dan het rechter? Nameten.)
"Ooooooh,
dadzijnzezelden. Maaartwerrekt welinspirerund."
"
U, eh, bent 'n kunstenaar? En, terzijde, behaagt het u links dan wel
rechts te dragen?" (Altijd
een gênante vraag, maar essentieel voor het draagcomfort bij een
herenkostuum)
"Meeestalinks,
denkuk.
"Zeer
goed, heer".
“Somsokregs,
ovsguinomoog. Vurdomde ding leidafntoe zuneigunlevunn."
"…"
(Been-kruisruimte:
ruim.)
Het
bleef tijdens de verdere opmetingen stil. Ik had beleefde conversatie
gevoerd zolang ik dat nodig achtte, maar aangezien hij verder niet
antwoordde op de vraag of hij een soortement kunstenaar was,
concentreerde ik me op het accuraat opmeten van 's mans maten. Ziet
u, het is op deze momenten dat ik mijn cliënteel vaak leer kennen.
Ze geven zich letterlijk en figuurlijk aan mij bloot en vertellen me
honderduit over alles en nog wat. Dan meet, wik en weeg ik en ga ik
met de maten aan de slag om ze opperbest gehumeurd terug op pad te
sturen, wetende dat ik hun wereld ietsje luchtiger heb mogen kleuren.
Maar met deze snuiter viel geen deftig gesprek te voeren. Terloops
viel mijn oog op de kleine tekenmap die hij voor het meten had
neergezet. De map was opengevallen en er waren vreemde, vlekkerige
zwart-wit tekeningen te zien, die allemaal een soort van symmetrie
toonden, maar geen van allen echt iets specifieks leken af te
beelden. De prenten leken voor mijn ogen van schakering te
veranderen, hoewel dat waarschijnlijk te wijten was aan het late uur
en het schemerig licht in mijn vertrek. Hij moest gezien hebben dat
ik er naar staarde, want plots klonk het opgelaten:
"Kwenietofuk
un … kunstenaar
been. Musgien. Kdenk eeerrrdur un soort van maagiejur 'fzo."
Een
kort, hrmmig
gegrinnik.
"U
bedoelt een goochelaar? U treedt op?" (Lieve
deugd, Ik hoop dat ik toekom met de voering).
"Nou
nietegtneej. Tvaltme moeiluk ommut uittuleggun aan un
buijtunstaandur"
Ik
kon me niet geheel van de indruk ontdoen dat ik net op een of andere
manier beledigd was, en dat moest de man ook zijn opgevallen, want
hij vervolgde (relatief) vlug met:
"Darrisopzignixmismeej,
hoor. Maarret blijft lastig ommut te vurrklarun, snappu. Mun werrek
is hut vurtellen van verzonnen
gebeurtenissen…vurhaallun
en hoopluk iets nieuws
te bereiken."
Ik
stond op en keek de man fronsend aan. "Dus u treedt wel op?"
Hij
krapte met zijn klauwring aan zijn baard en voor hij wederom
twijfelachtig zou antwoorden, reageerde ik gedecideerd met: "U
schrijft of tekent dus voor de kost! U bent schrijver! Romans en
tijdschriften enzo!"
"Hrrmm,
jah, daklopt. Todoppun zeekre hoogtuh. Doetternietantoe hoejutwilt
noemen denkuk. Maarrek probeer vooral plaats
en
betekenis
te geven aan mensen en hun weeruldun, ofze verzonnen
zijn ofni.
Ik
staarde hem even wezenloos aan en voor ik er erg in had, glimlachte
ik. Er was iets veranderd. Zijn uitspraak was plots…daadkrachtiger.
Even werd een schittering in zijn ogen zichtbaar, alsof hij iets
bespeurde in een verte die ik niet kon zien. "Eigluk doen we
allebei zon beetjuh utzellufde, alsumevollugt. Ziettu, alsjun
beschrijving
probeeertuhmaken
vannun personage,
dan gaatje op pun bepaaldogunblik zuneigge leven leiden.
Juh
geeft ze
un
zeekre daadkracht,
un eigen wandel
of
een houding.
En grappige is, zodra je dat hebt gedaan verandert hun…blik
op de wereld..
Volgt u?"
Perplex
keek ik hem aan. Elke vezel in mijn lijf tintelde.
"Hrrrmm."
De man had een ouderwets zak-horloge uit zijn
groezelig-groene-broekzak gehaald en tuurde ernaar. "Hrmmm,
smakte hij, vrees dat het al laat wordt voor mij." Hij
grabbelde zijn tekenmap bij elkaar en vervolgde: " Maar ik
spring nog wel eens binnen. Ik ben altijd op reis, zelfs als ik even
de weg kwijt ben. Dank u voor het bieden van een droogplaats op
deze…inspirerende avond." En met die woorden stapte de man de
avondmist in.
Dit stuk wordt nog aangepast, beschouw het bovenstaande als een eerste, ruwe versie. Uiteindelijk zal dit stukje evolueren naar een scenario.
BeantwoordenVerwijderen